Adoptie-organisaties die voor Indonesische kinderen hebben bemiddeld (voor 1983)

Vergunninghouders

Sinds 1989 is in Nederland een organisatie die bemiddelt bij adoptie verplicht een vergunning aan te vragen. Hoewel vanaf 1980 al gesproken wordt over een vergunningenstelsel wordt dit pas in 1989 ingevoerd met de “Wet Opneming Buitenlandse Kinderen voor Adoptie”(WOBKA). Pas na 1989 is er dus sprake van “vergunninghouders”. Voor adoptie uit Indonesië (die is gestopt in 1983) waren organisaties dus niet vergunningplichtig. Adoptie was particulier initiatief. Er waren geen deskundigheidseisen, niemand controleerde de geldstromen. Iedereen kon bemiddelen. Adoptie werd niet centraal geregistreerd. 
Dit maakt het moeilijk na te gaan welke organisaties zich allemaal bezig hielden met adoptie. Ook veranderden de organisaties soms van naam, gingen samenwerkingsverbanden aan en werkten sommige particulieren in de loop der tijd voor verschillende organisaties. Dit maakt het onoverzichtelijk.

Ouders die een beginseltoestemmingsverklaring hadden ontvangen konden bij het Ministerie van Justitie een lijst met bemiddelingsorganisaties op vragen. Deze organisatie werden niet door het Ministerie gecheckt. Ook organisaties die het niet zo nauw namen met de regels stonden op deze lijst.

In 1983 bemiddelden 7 organisaties voor adoptie uit Indonesië (waarvan er één niet verder kon omdat de adopties uit Oost-Java waren stopgezet.)

Ook
was het mogelijk via privé-personen een kind te adopteren. Dit werden de “zelfdoeners” genoemd. Zelfdoeners zochten zelf contacten in Indonesie en doorliepen zelf of met wat hulp de adoptieprocedure in Indonesië. 

Verschillende perioden was er sprake van een adoptiestop voor adoptie uit Indonesië omdat er misstanden waren geconstateerd. De Indonesische overheid probeerde kinderhandel tegen te gaan.  Veel geadopteerden hebben te horen gekregen dat zij een van de laatsten waren die konden worden geadopteerd. De Nederlandse bemiddelaars probeerden vooraan te staan bij hun contacten (“kanalen” genoemd in die tijd) in Indonesië om “hun” adoptieouders zo snel mogelijk van een kind te kunnen voorzien. Ook lees je vaak terug dat men bang was dat er problemen zouden ontstaan aan de grens. Ouders kregen het advies zich zo onopvallend mogelijk te gedragen.

De volgende organisaties komen we tegen:

BIA Bureau Interlandelijke Adoptie

Voluit heet het BIA: Nederlandse stichting voor Interlandelijk Adoptie en Jeugdwelzijn, Het BIA was een overkoepelende organisatie met verschillende leden die op advies van het Nederlandse Ministerie van Justitie is opgericht. In oktober 1975 zijn een aantal adoptieorganisaties samengevoegd en is het BIA hieruit ontstaan. Het BIA is ontstaan uit:

  • Stichting Interlandelijke Adoptie (SIA),
  • Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP) (de interlandelijke afdeling)
  • Wereldkinderen (de vereniging ter bevordering van interlandelijke adoptie)
  • BANND

Het was de bedoeling dat het BIA de centrale organisatie werd die alle internationale adopties zou gaan regelen. Dit is niet gelukt, ook andere organisaties bleven actief. Het BIA kreeg een aantal jaar subsidie van de Nederlandse overheid (eerst 300.000 gulden later 500.000 gulden per jaar). Deze subsidie is later gestopt.

In het bestuur van het BIA zaten:

  • Directie Kinderbescherming Ministerie van Justitie (adviserende stem)
  • Raden voor Kinderbescherming
  • Stichting voor Interlandelijke Adoptie
  • Wereldkinderen
  • Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP)
  • ISS (Stichting International Social Services)
  • BANND Vereniging Buitenlandse adoptie Noord-Nederland (in 1980 stapt BANND weer uit het BIA)

De organisatie

Jan van Deth was de eerste directeur van het BIA. Voordat het BIA werd opgericht was hij (sinds 1973) werkzaam voor de Stichting Interlandelijk Adoptie. Mw drs. M. Th. M. Huijgen was plaatsvervangend directeur. In 1980 werd hij als directeur van het BIA opgevolgd door Zef Hendriks. Het BIA was een grote organisatie en had ongeveer 50 mensen in dienst (vooral maatschappelijk werkers en secretariaat).

In 1987 ging het BIA weer fuseren en werd de naam weer gewijzigd in Wereldkinderen.

Contactpersonen in Indonesië

Els Tuytjens-Wunnink was een van de contactpersoon van het BIA in Indonesië. Haar werkzaamheden voor het BIA (daarvoor Wereldkinderen) begonnen toen zij in India woonde. In 1970 was zij vanwege de werkzaamheden van haar man naar India vertrokken. Na een half jaar pakte ze haar eigen werk als kleuterleidster weer op, en begon zij les te geven in een tehuis met 900 kinderen. Doordat een vriendin haar vroeg of zij een adoptiekind voor haar kon vinden, kwam haar adoptiebemiddeling op gang. In 1972 is ze voor Wereldkinderen werken. Het contact met Wereldkinderen kwam tot stand omdat zij bevriend was met Henk de Wild die toen bestuurslid was bij Wereldkinderen. Tot ongeveer 1977 heeft zij in India gewerkt. In India heeft ze voor ongeveer 300 kinderen bemiddeld. Zelf ving zij vaak 8 of 9 kinderen op in haar eigen woning. Daarna is zij voor het BIA in Jakarta gaan werken. In 1977 geeft ze in een interview aan:

“Toch moet het op den duur kant uit: adoptie in eigen land, niet door het buitenland. „Dit is een tussenoplossing. We moeten in de toekomst internationale adoptieverenigingen kunnen opheffen. Want nergens is een kind zo tevreden als in eigen omgeving. Daarom propageren we adoptie ook niet zo geweldig. Veel liever zien we een sponsorschap, adoptie-op-afstand.”

de journalist schrijft verder:

“Een voor velen onthutsende uitspraak. Is ons welvarende land niet een paradijs voor die stakkerdjes? Gaan ze er niet geweldig op vooruit bij ons? Bieden wij hun niet een warm bedje, kleding, onderwijs, vakantie? Ja, dat krijgen ze inderdaad allemaal, maar er zijn dingen die nog belangrijker zijn: het eigen land, de eigen tradities, de eigen vriendjes. Pas als het kind geen enkele kans heeft in eigen land, is adoptie een goede oplossing. En dan pas staat Wereldkinderen erachter en gaat aan het werk.”

Beleid 

Het BIA pleitte er voor meer controle uit te oefenen vanuit de overheid op de adoptieorganisaties in Nederland. Zij waarschuwden telkens, keer op keer, voor misstanden doordat de vraag naar kinderen groot was en er geen toezicht was. Veel ouders die bij het BIA op de wachtlijst stonden kozen uiteindelijk voor andere bemiddelingsorganisaties waar sneller een kind beschikbaar kon komen. Het BIA waarschuwt de ouders dat deze organisaties het niet zo nauw namen met de regels. Deze organisaties vertelden de ouders dat het BIA hen in een kwaad daglicht wilde stellen omdat het BIA hun “kanalen” wilde overnemen. 

Het BIA geeft aan dat adoptie pas een laatste redmiddel is, als alle andere opties zijn onderzocht. Helaas is dit uitgangspunt van het BIA niet altijd terug te vinden in de adoptiedossiers.

Naast alle formele documenten moesten ouders ook foto’s van zichzelf en hun huis opsturen voor het weeshuis en de rechtbank, alsmede een brief met daarin hun motivering om welke reden ze een kind wilden adopteren.

Ouders werd gevraagd een verzoekschrift te ondertekenen. Hierbij werd vermeld dat het BIA later (dus na het ondertekenen) de ontbrekende gegevens nog zou invullen. 

De kosten

In 1978 kostte adoptie bij het BIA tussen de 4500 en 5000 gulden. In 1980 was dit opgelopen tot 6.000 gulden (tussen de 4.500-6.000 gulden geeft het BIA zelf aan), en in 1983 tot 11.200 gulden (excl reis- en verblijfskosten). De kosten waren aftrekbaar voor de belasting.

Wereldkinderen

Wereldkinderen was een organisatie die ook bemiddelde bij adoptie van kinderen uit Indonesië.
Zij gingen in 1975 werken onder de verantwoordelijkheid van het BIA. In 1987 ging het BIA weer verder onder de naam Wereldkinderen. Hoewel tussen 1975 en 1987 Wereldkinderen officieel onder de verantwoordelijkheid van het BIA werkte, zie je ook in deze periode dat de naam “Wereldkinderen” wordt gebruikt.

Beleid

Een bestuurslid van Wereldkinderen gaf in 1981 al aan in de krant: “Alles is te koop in Indonesië, ook rechters mag je vermoeden. Hoe betrouwbaar is zo’n uitspraak van een rechter? Hij ziet de afstandsverklaring, maar gaat niet na of de afstand terecht is gedaan. Zo kan het zijn dat een buurvrouw de verklaring heeft ondertekend. In Indonesië worden tehuizen afgestroopt op zoek naar kinderen. Er zijn bemiddelaars die steekpenningen aannemen en grote bedragen per kind in de boeken niet verantwoorden. Er zijn contacten die 200 kinderen per jaar bemiddelen. Dat kan nooit goed gebeuren.”

In 1984 heeft Wereldkinderen advies uitgebracht over de betrouwbaarheid van de adoptieorganisaties in Nederland.

Wereldkinderen gaf een positief advies over: BIA (Buro Interlandelijke Adoptie), Eype (Stichting bemiddeling Adopties), Stichting Hogar, BANND (Sri Lanka kanaal), en Stichting the welcome group.

Wereldkinderen twijfelde over Stichting Kind en Toekomst en gaf een negatief advies af voor:

Stichting Bina Sejaterah (Kasih Bunda), Stichting Mulia, Stichting Melati, Stichting Immanuel, en Stichting Flash.

BANND (Stichting Buitenlandse Adoptie Noord-Nederland)

BANND is in 1971 of 1973 opgericht. BANND bemiddelde per jaar voor ongeveer 30 kinderen uit Indonesië.
De ouders van BANND trokken veel met elkaar op, ook na de adoptie. Elke zes weken was er een vergadering. De meeste leden van BANND woonden in het noorden van Nederland. BANND was een vrijwilligersorganisatie van adoptieouders. Koos Wuijster was de eerste voorzitter van BANND.

BANND 10 jaar NvhN 19-09-1983
Viering 10-jarig bestaan in Drouwenerzand (Nieuwsblad van het Noorden 19 september 1983)

In 1983 was de heer Ad Baken voorzitter.

Ook BANND is van mening dat internationale adoptie een laatste redmiddel is. Alleen als er geen andere oplossingen meer zijn in het land van herkomst is internationale adoptie een optie. BANND is om deze reden ook begonnen met projecthulp. Zij wijzen er op dat niet-bonafide organisaties voor veel geld alles kunnen regelen. 

In 1995 ging de stichting op in Wereldkinderen.

In 1983 kostte een kind uit Indonesië via BANND ongeveer 14.000/15.000 gulden.

NVP

De Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen had ook een afdeling die zich bezig hield met adoptie. In 1983 is dit onderdeel van de NVP overgegaan in Wereldkinderen. Vanaf 1976 werden de bemiddelingsactiviteiten in Indonesië al overgenomen door het BIA. Het BIA heeft het BIA begin 1977 besloten dat zij niet langer willen samenwerken met de contactpersoon van de NVP in Indonesië omdat zij geen helderheid van zaken kon geven over de herkomst van de kinderen en de door haar verlangde geldsommen. Het BIA waarschuwt in oktober 1977 de Kinderbescherming dat deze contactpersoon nog wel voor andere adoptie-organisaties werkt.

Gereformeerde adoptievereniging

In 1983 geeft deze vereniging aan dat op dat de afgelopen 2 a 3 jaar de helft van alle adoptiekinderen door gereformeerde echtparen is geadopteerd.

SOC (Stichting Overzeese Contacten)

Vanaf 1978 hield de SOC zich bezig met adoptie uit Indonesië. De stichting is oorspronkelijk opgericht als reisbureau. Bij bezoeken aan Jakarta kwamen zij via hun contactpersoon in contact met uitgehongerde pasgeboren baby’s. Ze hebben een huis in Jakarta gekocht en daar 20/30 baby’s opgevangen. Dit huis heette “Ooievaarsnest”. SOC werkte samen met Nedindo.

In 1978 geeft de woordvoerster van SOC aan dat zij sinds 1 jaar bemiddelen bij adoptie en in één jaar 100 Indonesische kinderen voor adoptie naar Nederland hebben gehaald. Adoptie kostte bij het SOC 5000 gulden, maar als mensen weinig inkomen hadden werd hier rekening mee gehouden.
In 1979 gaf de woordvoerster aan dat zij in 1979 voor 40 baby’s bemiddeld heeft.

Bij de SOC moesten de ouders voor de adoptiezitting bij de rechtbank eerst een paar dagen vrijwilligerswerk doen in het weeshuis.

SOC had wel begrip voor het feit dat de papieren werden vervalst, zo vertelt het SOC in een interview in de krant. Zij vinden het logisch dat de moeder een valse naam opgeeft. Ze vindt dat dit niet aan de moeder of vroedvrouw te verwijten valt.

In 1980 is SOC gestopt.

Flash

Van 1979 tot 2009 bestond de stichting “Foundation Life Adoption Service and Happiness”, kort gezegd “Flash”

Flash werd opgericht door de familie Versteege uit Groesbeek. De heer Versteege was eerst consul van de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen, maar is later geroyeerd omdat zijn opvattingen indruisden tegen de opvattingen van de vereniging.

De dossiers van Flash zijn op te vragen bij het FIOM.

Door hun werkwijze wilden officiële instanties die zich in Nederland met adoptie bezig hielden, niets meer met hen te maken hebben, zo wordt in verschillende kranten in die tijd geschreven.

Stichting Melati

Op 22 augustus 1979 is de Stichting Melati in het leven geroepen. Tot 1983 was het oorspronkelijke doel van de stichting het begeleiden van en bemiddelen voor Nederlandse echtparen die toentertijd een Indonesisch kindje wilden adopteren.

In de periode van 1979 tot 1983 zijn er in totaal 130 kinderen uit Indonesië geadopteerd. De Stichting werkte samen met Yayasan Pa van der Steur uit Jakarta.

In 1983 geeft mw. J Bekker in de krant aan dat er ook aandacht moet zijn voor de moeder die het kind heeft afgestaan. Zij heeft geld nodig om de eerste weken na de bevalling eten en vitaminen te kunnen kopen om op krachten te komen.

Stichting Bina Sejahtera

Stichting Kind en Toekomst

Deze Stichting bestaat sinds 1980 en is opgericht door Bertie Treur die eerst voor SOC werkzaam was.

Stichting Mulia

Deze stichting was gevestigd in Haarlem en werkte samen met Stichting Mulia (en de Stichting Bahagia Utama)  uit Jakarta

Stichting Bemiddeling Adopties

De dossiers van deze Stichting zijn ondergebracht bij FIOM

Stichting Immanuel (of Emanuel)

Deze stichting was gevestigd in Rotterdam en werkte samen met Stichting Immanuel in Jakarta

Stichting Heerebout

Stichting Teman Anak Anak

Deze Stichting was gevestigd in Amsterdam.

ISS

International Social Services afdeling Nederland heeft ook bemiddeld bij adopties. Het is niet duidelijk of ISS ook heeft bemiddeld bij adopties uit Indonesie. In 1990 is deze ISS afdeling gefuseerd met het Fiom.

Het ISS heeft nog zoektochten voor geadopteerden gedaan.
Rond 1998 besluit ISS niet langer samen te werken met Kasih Bunda, Immanuel, Mulia en Pangkuan Si Cilik omdat zij negatieve ervaringen hebben met de vertegenwoordigers van deze stichtingen. Hierdoor kan ISS niet meer helpen met zoeken bij geadopteerden die via deze stichtingen zijn geadopteerd.

Particulieren

Daarnaast had je veel particulieren die zich bezig hielden met adoptie.

Ouders werden via een contactpersoon uit Nederland in speciale pensions ondergebracht, waar ze een baby konden uitzoeken. Ook kwam het voor dat er via een Nederlandse contactpersoon contact werd gelegd met een vroedvrouw in Jakarta. Zodra de baby van hun keuze er was kregen ze een telegram.

Een anonieme vroedvrouw uit Jakarta die haar naam niet wil zeggen omdat er een onderzoek loopt naar de gang van zaken bij adoptie, geeft in 1979 aan dat zij voor een contactpersoon in Nederland werkt. Zij heeft al heel veel gezinnen aan een kind geholpen, vooral omdat het via de officiële kanalen veel langer duurt. Zij geeft aan dat 9 van de 10 keer de papieren niet kloppen.

Deze informatie is afkomstig uit de krantenberichten tussen 1977 – 1983, uit adoptiedossiers of van de FB-pagina of website die op dit moment nog met de organisaties verbonden zijn. We hebben nog meer informatie. Wil je meer weten? Neem contact op!

Hoe nuttig was deze informatie?

Jammer dat je deze informatie niet zo nuttig vond

Help ons dit te verbeteren

Wil je feedback geven?

error: