In de kranten werd in de periode 1978-1983 al veel geschreven over de adoptiepraktijk in Indonesië. Helaas was ook toen al duidelijk dat adoptie uit Indonesië vaak niet goed verliep. De hieronder beschreven situatie is een samenvatting van meer dan 100 krantenartikelen uit verschillende kranten uit deze periode. De namen van de betrokkenen zijn in deze samenvatting weggelaten.
Augustus 1979 Pekelongan
Zeker 30 baby’s zijn vanaf maart 1978 door een bende opgekocht van hun moeders in Pekelongan, op Midden-Java en vervolgens voor adoptie naar Nederland gegaan. Twee mannen en een vrouw zijn gearresteerd. In de Indonesische pers (bijvoorbeeld in het blad Sinar Harapan) werd hier uitgebreid over geschreven.
Een man ging dorpjes af en overtuigde de moeders met mooie verhalen hun baby (tot twee jaar oud) af te staan voor 60 gulden (20.000 roepia). De bende bekende honderden baby’s te hebben verhandeld.
Een van de mannen werkte bij de burgerlijke stand in Jakarta en zorgde voor een geboorteakte. De vrouw was vroedvrouw in Pekelongan en maakte een verklaring dat zij bij de bevalling was, dat de moeder was overleden en dat de vader onbekend was. Met deze papieren werden de kinderen aan een weeshuis geleverd. Hier stonden ze geregistreerd als weeskinderen.
De papieren werden met opzet vervalst zodat de ouders niet meer opgespoord konden worden. Om dezelfde reden werd in de papieren aangegeven dat de kinderen weeskinderen zouden zijn.
De baby’s werden verkocht aan een weeshuis in Jakarta voor 300-500 gulden (100.000/150.000 roepia). De bende heeft met de handel 3 miljoen roepia verdiend. De weeshuizen konden het 2 tot 3-voudige verdienen. Westerse echtparen betaalden makkelijk 2 tot 3 keer de prijs die het weeshuis heeft moeten betalen. De hele adoptieprocedure kon wel 6000 gulden kosten (inclusief de reis).
(In een ander artikel werd gesproken van 15.000 gulden, betaald door echtparen die zelf direct contact hadden met een vroedvrouw in Jakarta, wiens adres ze hadden gekregen via een contactpersoon in Nederland.)
Kolonel Darmawam gaf aan dat 30 kinderen in Nederland terecht zijn gekomen.
Reacties op het schandaal in Pekelongan:
Al snel nadat in Nederland bekend werd dat deze frauduleus verkregen kinderen in Nederland verbleven, gaf het Nederlandse ministerie van Justitie aan:
“Er zal zelfs geen poging worden gedaan om deze minstens dertig kinderen op te sporen en hun ware identiteit vast te stellen”
“Wij hebben het volste vertrouwen dat de ouders niet opzettelijk illegaal te werk zijn gegaan. En terugsturen van kinderen die hier nu al min of meer gewend zijn, zou onmenselijk zijn.”
Ook was er geen aanleiding scherper te gaan toezien bij de immigratie van buitenlandse kinderen: “Als de documenten in orde zijn, is er geen aanleiding een vergunning te weigeren”.
Het BIA gaf in een reactie aan: “De afgelopen 2 jaar is Indonesië het malafide adoptieland bij uitstek”. Het BIA vermoedt dat de schatting van het aantal van 30 illegale adoptiebaby’s aan de veel te lage kant is.
De heer M. Loekito Santoso van de Indonesische ambassade geeft aan dat Indonesië illegale adoptie zeer ernstig opneemt en dat de acties om mensen die zich hier schuldig aan maken op te pakken, zeker doorgaan.
In augustus 1979 besluit Indonesië de adoptie tijdelijk stop te zetten.
In een ander artikel wordt aangegeven dat de Indonesische emigratieautoriteiten de opdracht hebben gekregen kalm aan te doen bij de afgifte van uitreispapieren. Aan de rechters zou de instructie gegeven zijn dat alleen baby’s via officieel erkende bureaus voor adoptie in aanmerking konden komen, en dat er extra gecontroleerd moest worden of de overlegde documenten (geboorteakte en afstandsverklaring) klopten, omdat met deze papieren nogal eens de hand werd gelicht. “In de meeste gevallen is het waarschijnlijk dat met de afstandsverklaring van de moeder is geknoeid of is verkregen onder twijfelachtige omstandigheden.”
“Een voorbeeld:
Een vrouw moet van een kind bevallen en wordt in een kliniek opgenomen, waar een dik belegde boterham wordt verdiend aan de adoptie van kinderen. Na de bevalling blijkt dat de moeder de rekening niet kan betalen. Hoe langer de baby in het ziekenhuis ligt, hoe hoger de onkosten. Na verloop van tijd krijgt de moeder te horen dat er mensen zijn die haar rekening wel willen betalen, maar in ruil daarvoor het kind willen adopteren. De moeder tekent de afstandsverklaring alleen om af te zijn van het betalen van die rekening.
Een ander voorbeeld is onlangs door de politie aan het licht gebracht. De kinderen worden tegen een schamele vergoeding van arme moeders in de provincie gekocht met het verhaaltje dat zij toch niet voor de kinderen kunnen zorgen en beter het kind kunnen afstaan voor adoptie aan welgestelde mensen.
De moeder krijgt een vergoeding van 20.000 roepia, nog geen zeventig gulden, terwijl de kinderen aan tehuizen worden aangeboden voor adoptie tegen een bedrag van 100.000 tot 150.000 roepia, driehonderd tot vijfhonderd gulden. “
Ook komt het voor dat een kind ongevraagd bij de vroedvrouw werd achtergelaten. De vroedvrouw zocht dan adoptief ouders om haar kosten (melk en medische kosten) te kunnen betalen (250.000/300.000 roepia, 800/1000 gulden).
In een ander artikel staat dat er tussen maart en mei 1978 een adoptiestop was en dat het sinds deze stop niet meer mogelijk was alleen bij de notaris de adoptie te regelen (de rechtbank moest de adoptie nu verplicht uitspreken) en dat alleen erkende organisaties (met vergunning van het ministerie van sociale zaken) de adoptie mochten regelen in Indonesië. Door deze nieuwe regels zou de kinderhandel zaak van maart 1979 aan het licht zijn gekomen.
Het BIA gaf aan dat zij geen vertrouwen hebben in deze nieuwe regels. Hun voorzitter is drie keer in Indonesië geweest en had daar een onoverzichtelijk situatie aangetroffen.
Nieuw Guinea augustus 1979
100 kinderen uit Nieuw Guinea zijn voor adoptie naar Nederland gekomen door bemiddeling van de stichting Flash. Via de Evangelische Christelijke kerk in Biak zijn deze kinderen op een lijst gezet voor adoptie naar Nederland. Een van de ouders uit Biak van wie het jongste kind (S.) toen 4 jaar oud, op de lijst was gezet, stuurde een brief naar een kennis in Nederland. Deze kennis, een verpleegster die jaren op Nieuw Guinea heeft gewerkt, maakte uit de brief op dat de ouders dachten dat S. tijdelijk naar Nederland zou gaan, en vroegen haar een oogje in het zeil te houden.
Deze verpleegster sloeg alarm, omdat zij erachter kwam dat de kinderen voor adoptie naar Nederland gingen. Flash bevestigde dat het om adoptie ging: “De ouders of verzorgers smeken ons op hun knietjes of we alsjeblieft hun kindje naar Nederland willen brengen.” “Ze worden daar bij bosjes tegelijk aangeboden.”
De verpleegster gaf aan dat ze de ouders van S. goed kent en dat zij nooit afstand van hun kind zouden doen. Ook verkeren zij in goeden doen, en is er geen noodzaak voor adoptie. De verpleegster gaf aan dat zij alleen hun dochtertje naar Nederland zouden laten gaan als zij vals zijn voorgelicht. De verpleegster deed alles om de ouders te waarschuwen en het vertrek van de 100 kinderen te voorkomen, omdat ze er van overtuigd was dat het geen zuivere koffie was. Op dat moment waren al drie van de 100 kinderen in Nederland aangekomen en bij pleegouders ondergebracht.
De reactie op deze adopties uit Nieuw Guinea:
Flash gaf zelf in een reactie aan dat je bij hen binnen drie maanden een kind kunt krijgen.
BIA gaf aan ontzet te zijn door deze adoptie. BIA gaf aan dat in Nederland alleen de papieren tellen, hoe vaak er ook gewaarschuwd is tegen allerlei malafide praktijken. BIA vond dat er krachtig moest worden opgetreden in de chaotische toestand die was ontstaan.
De synodeleiding van de Evangelische Christelijke Kerk in West Iran heeft een telegram gestuurd aan de Zending van de Nederlandse Hervormde kerk. Hierin schreven zij dat de ouders niet goed waren voorgelicht. Er is een groot verschil tussen wat men in West-Irian onder adoptie verstaat, en wat men daaronder in Nederland verstaat, zo schrijven zij.
Het ministerie van Justitie gaf in eerste instantie aan: “Geen zinnig woord over deze zaak te kunnen zeggen in dit stadium” De kwestie zal op hoog niveau besproken worden.
De Raad voor Kinderbescherming kreeg vervolgens opdracht onderzoek in te stellen naar Flash.
In oktober volgt het ministerie met een nadere reactie: Staatssecretaris Haars geeft aan dat Flash niet ontoelaatbaar heeft gehandeld. Niet is gebleken dat de stichting zich niet aan de richtlijnen van het ministerie heeft gehouden. Er komt geen nader onderzoek. Flash heeft vooraf aan de adoptie zelf voorlichting gegeven, en de rechter in Indonesië heeft de adoptie bevestigd. Dit is voor Nederland voldoende.
Kindertehuis Jakarta november 1979
Op Java werd opnieuw een misdadige adoptieorganisatie opgerold. In Jakarta werden 8 personen (2 mannen en 6 vrouwen) gearresteerd, waaronder 4 kinderverzorgsters en 2 vroedvrouwen, de eigenaar van de villa en zijn zoon. In het kindertehuis (villa) van waaruit de bende opereerde werden nog 7 baby’s aangetroffen. 30 kinderen bleken al verkocht te zijn aan het buitenland (voornamelijk Nederland) voor 2500 gulden per stuk.
De afgelopen maanden zouden meerdere malafide organisaties zijn opgerold.
De reacties:
BIA reageerde:
Het lijkt er op dat in Indonesië orde op zaken wordt gesteld, dat is een positieve ontwikkeling. “Maar zelfs onze officiële vertegenwoordigster in Indonesië ziet door het kaf het koren af en toe niet meer en roept dan onze hulp in”
Het ministerie gaf aan: Tot nu toe zijn in Nederland geen misdrijven bij adoptie geconstateerd. “Hooguit in het land van herkomst, maar daar zijn achteraf de bewijzen meestal nog maar moeilijk te achterhalen.” Wel is bekend geworden dan geboortebewijzen en andere officiële aktes vervalst zijn.
De staatssecretaris Haars geeft aan naar aanleiding van vragen van het BIA over de adoptieprocedure in Indonesië in 1980 aan: “Wij kunnen niet verantwoordelijk zijn voor wat ze in het buitenland doen.”
In 1980 bezoekt staatssecretaris Haars Indonesië om zich op de hoogte te stellen van de adoptiepraktijk. Zij heeft gesproken met mevrouw Nasution. Naar aanleiding van dit gesprek gaf ze aan: “Hier in Indonesië heerst nog wel de gedachte: Ik houd contact met het kind als het geadopteerd wordt door anderen. Maar als zo’n kind naar Nederland gaat is dat zeker niet het geval.” Verder wil ze dat niet-bonafide organisaties moeten worden gestopt en dat wetgeving op elkaar afgestemd moet worden.
Anonieme adoptie-ouders reageerden op het nieuws: wij hoeven onszelf niets kwalijk te nemen. Wij zijn er van overtuigd dat op ons niets valt aan te merken. Hooguit op de oorspronkelijk moeder die het kind misschien voor een luttel bedrag aan een malafide organisatie heeft verkocht. Tegen de organisatie die financieel heeft geprofiteerd moet hard worden opgetreden.
Mw. S. december 1980
Een 30-jarige vroedvrouw (Mw S.) in Indonesië werd gearresteerd. Ze is opgepakt in een arme wijk van Jakarta terwijl ze 18 baby’s onder haar hoede had. De baby’s zijn dicht op elkaar gepakt gevonden op een vliering van een huis. De politie denkt dat de vroedvrouw een syndicaat leidt dat baby’s aan het buitenland verkocht. De baby’s werden besteld door een stichting die de baby’s voor adoptie kon aanbieden voor 1000 gulden. De handel in baby’s in Indonesië kwam tot bloei door de grote vraag uit het westen. De Indonesische stichting regelde alles. De baby werd meegegeven aan iemand die toevallig naar Nederland ging. De adoptie ouders kregen het kind op Schiphol.
Reacties:
BIA: Ik dacht dat handel in baby’s uit de tijd was. Maar wat moet je zeggen als het vraagt waar het vandaan komt? Dat je het gekocht hebt?
Vroedvrouw Jakarta juni 1981
In Jakarta is begin mei een vroedvrouw gearresteerd die in 1980 baby’s ontvoerde uit een dorp bij Jakarta en ze tegen hoge bedragen (2000 gulden) doorverkocht voor adoptie. Vier van de vijf baby’s bestemd voor Nederland konden worden onderschept. Een baby was al geadopteerd door een Rotterdams echtpaar.
Surabaya juli 1981
De politie heeft in Indonesië bij het vliegveld Kemajoran 4 baby’s (2 jongens en 2 meisjes) gestopt die naar Nederland zouden vertrekken. Italiaanse adoptieouders konden de politie omzeilen en slaagden er in Indonesië te verlaten met 5 baby’s. Alle baby’s kwamen uit Surabaya.
1980 K. en 2 andere kinderen
In 1980 blijkt een in Indonesië ontvoerd kind in Nederland te zijn geadopteerd (K., 4 jaar oud). Interpol werd ingeschakeld, maar de Indonesische ouders (de vader heet Y. A.) zijn er niet in geslaagd hun kind terug te krijgen. Ook het Indonesische parlement zette zich voor de ouders in.
In november 1980 kregen de ouders in Nederland te horen dat er voor hen een kind beschikbaar was via een Indonesische stichting. In december 1980 hebben zij het meisje geadopteerd via de rechtbank in Jakarta. Op 12 december 1980 kwam zij naar Nederland. De ouders in Nederland hebben in mei 1981 te horen gekregen dat hun kind is ontvoerd.
Het meisje was op 1 november 1980 om 16.00 uur ontvoerd door een buurvrouw toen ze buiten speelde aan de Jalan Perintis in een zuidelijke wijk van Jakarta. De buurvrouw woonde nog niet lang in de wijk en zou eerder ook al een kind hebben ontvoerd. Ze zou het kind voor 1000 gulden aan een andere vrouw hebben verkocht. Vervolgens is het kind met een valse geboorteakte overhandigd aan een Indonesische stichting. Volgens de politie worden deze stichtingen gefinancierd door Nederlandse stichtingen. Twee andere ontvoerde kinderen zijn nog bij Kasih Bunda aangetroffen.
Eerst wilde de familie in Nederland wel meewerken om K. terug te brengen naar haar ouders in Indonesië. Ze schreven een brief waarin ze aangaven niet van de ontvoering op de hoogte te zijn geweest, en dat ze alles op alles zouden zetten om K. terug te laten keren naar Indonesië. Tot twee maal toe stonden ze klaar om naar Jakarta af te reizen. Maar als de vader van K. geen stukken opstuurt waaruit blijkt dat hij de vader is, besluiten ze niet naar Indonesië te gaan. Eerst moest de vader deze stukken hebben opgestuurd. Als hij zijn kind terug wilde moest hij er eerst meer werk van maken.
K. is dan naar Nederlands recht nog niet geadopteerd.
De Indonesische ambassade zou het gezin hebben geadviseerd niet naar Indonesië af te reizen omdat hun veiligheid niet kon worden gegarandeerd.
Het gezin in Nederland begreep de echte vader niet: als hij zijn kind terug wil, dan hou je de zaak toch niet op? Ze dachten dat hij zijn kind niet wilde, maar dat hij uit was op geld. Hij zou de zaak tegenwerken en op hoog niveau uitspelen. Omdat officiële instanties zich met de zaak zijn gaan bemoeien vond het gezin dat deze instanties het dan ook maar moesten regelen.
De vader heeft het Indonesische parlement en Interpol gevraagd te helpen. Het Indonesische parlement heeft het Nederlandse parlement benaderd. De Commissie van Justitie van het Indonesische parlement heeft de Hoge Raad van Indonesië gevraagd de adoptie uitspraak van de Indonesische rechtbank nietig te verklaren. Als dit lukte kon een officieel verzoek worden ingediend bij de Nederlandse ambassade in Jakarta om het meisje terug te eisen.
In augustus 1981 gaf de Indonesische ambassade aan dat de beslissing of K. terug gaat naar Indonesië bij de Nederlandse familie ligt. Wel heeft de ambassade verzocht het kind terug te laten gaan naar haar eigen ouders. De Indonesische papieren klopten, en daarom kon er niets tegen het gezin ondernomen worden. Verder wilden ze niet dat het gezin het slachtoffer zou worden van een prestigeslag tussen de autoriteiten. De ambassade (pers-attache Soemo Hidajat) ontkende dat er sprake was van een politiek spel: het is een menselijk drama met twee kanten. Zowel de ouders als de pleegouders zijn slachtoffer geworden van het bedrog van de adoptiestichting Kasih Bunda; zij hadden het meisje met valse papieren (geboorteakte en valse naam) bij de rechtbank aangegeven. De papieren van de rechtbank waren volkomen in orde. Moeder en K. zaten in Nederland op een geheim adres.
Het Nederlandse gezin had zich voorbereid op een keihard gevecht, want omdat de vader van K. bot zou weigeren mee te werken aan de formaliteiten voor terugkeer, wilden ze het kind onder geen voorwaarde meer laten gaan. Ze vonden het afgrijselijk dat adoptie in opspraak was gekomen, maar ze hadden het recht aan hun kant en zouden tot de Kroon doorvechten. Omdat de vader in de Indonesische kranten roddelverhalen zou verspreiden was het voor hen duidelijk dat hij helemaal niet van zijn dochter hield.
In oktober 1981 wordt de zaak tegen de ontvoerster en de stichting die K. heeft verhandeld, behandeld door de rechtbank in Jakarta. Zeven (of negen) Indonesische vrouwen stonden terecht voor ontvoering. Tegen vijf van hen zijn gevangenisstraffen van 10 maanden tot 5 jaar geëist. Onder hen was de vrouw die het brein achter de organisatie zou zijn en de directrice van de adoptiestichting Kasih Bunda, mw T. (40 jaar oud). Zij kreeg een gevangenisstraf van zes maanden (voorwaardelijk) wegens medeplichtigheid aan ontvoering. De ontvoerster kreeg 4 jaar gevangenisstraf en twee anderen 2 jaar gevangenisstraf. Verder heeft de rechtbank bepaald dat de ambassade zich in moest zetten het kind terug te brengen naar haar ouders.
Reacties:
BIA geeft aan dat men in Indonesië zeer grote emotionele waarde hecht aan de terugkeer van K. Omdat K. niet terugkeert is er een adoptiestop ingesteld voor Nederland.
Het Nederlandse ministerie van Justitie benadrukte dat de overheid zich niet met de feitelijk adoptie bemoeide. De Indonesische autoriteiten namen die beslissing. De adoptie van K. is door de Indonesische rechtbank goedgekeurd en die instantie moest dan ook een oplossing zoeken.
In juni 1981 komt er een adoptiestop: Kinderen krijgen geen uitreispapieren meer (geldt alleen voor Nederland). 40 tot 50 Nederlandse gezinnen werden getroffen (in oktober is dit opgelopen tot 100). De planning van hun gezinsopbouw lag nu “danig in de war”. De directeur van BIA reisde naar Jakarta om te kijken wat hij kon doen, en om misverstanden uit de weg te ruimen.
De ambassadeur Kosasih in Den Haag weigerde de papieren die nodig zijn te legaliseren. Hierdoor bleef adoptie van juli tot november 1981 nog onmogelijk voor tenminste 3 maanden. In november 1981 werd het verbod plotseling weer opgeheven. Dit had een tijdelijk karakter en elke zaak zou apart worden bekeken. De Stichting Interlandelijk adoptie gaf aan dat de stop is opgeheven mede vanwege de activiteiten van de stichting. De Indonesische regering wilde dat de adoptie in Nederland nog maar via een paar (3 of 4) organisaties geregeld zou worden.
De diplomaat Laturiuw deed een voorstel K. in te ruilen voor een ander kind.
In november 1981 stond in het Nederlands Dagblad (dat zelf op onderzoek was gegaan in Indonesië) dat de moeder in een plastic fabriek werkte en dat K. werd verzorgd door een buurvrouw die haar uiteindelijk voor adoptie heeft afgestaan met hulp van een vroedvrouw/verpleegster. Zij zeggen dat Kasih Bunda, en de notaris te goeder trouw handelden.
In december 1981 verzocht de rechtbank in Jakarta het Nederlandse gezin om bij de zitting aanwezig te zijn, dat de Indonesische ouders van K. hadden aangespannen om de terugkeer van hun dochter te bewerkstelligen. Het proces begon op 7 december 1981. Aan het Nederlandse ministerie van Justitie was verzocht om uitstel van de erkenning van de adoptie en voogdijschap van K. en ook om haar nationaliteit niet te veranderen.
In juni 1982 zou een Indonesische jurist naar Nederland vertrekken in een poging K. terug te halen. De rechtbank in Jakarta had de adoptie nietig verklaard omdat de papieren niet klopten. De juridisch adviseur van Kasih Bunda, de heer Otto Kaligis gaf aan dat Kasih Bunda nu een mogelijkheid zag het kind terug te halen. In oktober 1981 heeft de stichting Kasih Bunda aan de kantonrechter in Leeuwarden verzocht het toegekende voogdijschap over K. nietig te verklaren. Dit verzoek is niet-ontvankelijk verklaard omdat Kasih Bunda geen belanghebbende was. In maart 1981 had de Nederlandse familie het voogdijschap over K. al gekregen.
De Nederlandse familie was verbaasd over het vonnis van de rechtbank in Jakarta en over het feit dat niet de vader maar de stichting om het vonnis had verzocht. Kasih Bunda gaf aan dat zij dit hebben gedaan omdat zij zich verantwoordelijk voelden.
De Nederlandse familie gaf aan dat zij de uitspraak van de rechtbank in Jakarta naast zich neer zullen leggen omdat zij hebben voldaan aan alle regels die in Nederland gelden bij binnenkomst. Het BIA bevestigde dat het Indonesische vonnis geen waarde heeft in Nederland; hooguit kon hiermee de voogdij of adoptie in Nederland worden aangevochten.
De Nederlandse familie heeft al enkele tienduizenden gulden uitgegeven aan advocaten in Indonesië, die hun zaak daar bepleitten.
Stichting Kasih Bunda is door de Indonesische politie op de zwarte lijst gezet.
Een bekende producer en acteur heeft in Indonesië een film gemaakt over de ontvoering getiteld “Bunga Bangsa”, die in 1982 in de bioscopen kwam. De vader van K. had via zijn advocaat 60.000 gulden aan auteursrechten opgeëist.
H. maart 1981
H. is in maart 1981 bij haar ouders weg ontvoerd vanuit Sampang (Madoera) en later geadopteerd door een gezin in Bloemendaal. Als de pleegouders uit Nederland zichzelf niet melden kan het kind niet gevonden worden: het is zoeken naar een speld in een hooiberg, zo gaf Stichting Interlandelijk Adoptie aan.
Reacties:
In Indonesië gingen stemmen op om adoptie naar het buitenland te verbieden.
Het BIA gaf aan dat zo’n ontvoering een paar keer per jaar voorkomt, ook in andere landen
Onderzoek Rijkspolitie Amsterdam januari 1982
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat jaarlijks 300 kinderen illegaal Nederland worden binnengebracht voor adoptie, zo gaf opperwachtmeester Jan Oost, van de afdeling jeugdzaken van de Rijkspolitie Amsterdam en coördinator van het landelijk onderzoek, aan. De kinderen kwamen uit Brazilië, Colombia en Indonesië. Met collega van Duinhoven was hij op het ministerie van Justitie dagen bezig om 24 adoptiegevallen van de afgelopen 2 jaar te onderzoeken. In Duitsland dacht men dat het om de illegale invoer van meer dan 1000 baby’s ging.
Voor 16.000 gulden mochten echtparen een baby uitkiezen en de moeder deed ter plaatste aangifte bij de burgerlijke stand van de geboorte van een baby. De Amsterdamse officier van justitie J.H.C. Pieters zou gaan overleggen om gelijke straffen tegen overtreders van de Wet op de illegale adoptie te vragen.
Oost-Java april 1982
In april 1982 heeft de gouverneur van Oost-Java de adoptie van kinderen uit Oost-Java door buitenlanders verboden. De gouverneur gaf als een van de reden dat de instellingen die de adoptie regelden steeds commerciëler waren geworden. Er waren praktijken die te vergelijken waren met “babykweek”. In ruil voor een vergoeding voor levensonderhoud tijdens de zwangerschap en een bedrag ineens van 100.00 tot 200.000 Rp (toen tussen de 300 en 600 gulden) bij de bevalling, zorgden de vrouwen er voor zwanger te worden. De stichtingen die zich hiermee bezighielden verdienden naar schatting 5.000 gulden per kind.
Rotterdam oktober 1983
Bepaalde organisaties in Indonesië werden door de Indonesische overheid beschuldigd handel te drijven in baby’s. Met name werd Bina Sejaterah genoemd (de nieuwe naam van Kasih Bunda). Per maand gingen 20 tot 30 baby’s naar het buitenland. De hulporganisaties verdienden 7000 gulden per baby. De moeder kreeg nauwelijks meer dan 100 gulden. De meeste baby’s gingen naar Nederland, Scandinavië, Italië, Australië en Canada.
De Indonesische autoriteiten eisten in dit kader dat de Nederlandse overheid maatregelen nam tegen een in Rotterdam gevestigd bemiddelingsbureau. Volgens een justitie-woordvoerder uit Jakarta zou dit kantoor een belangrijke schakel vormen de babyhandel van Indonesië naar Nederland.
De voorzitter van Wereldkinderen gaf ook aan dat er tegen enkele stichtingen bedenkingen zijn. Waar bleef het geld dat voor de adoptie werd betaald? Ook Wereldkinderen heeft aan bepaalde stichtingen en personen hierover opheldering gevraagd.
In oktober 1983 wordt door het Hoger Gerechtshof in Indonesië uiteindelijk adoptie verboden aan buitenlandse ouders: Alleen ouders die drie jaar in Indonesië hebben gewoond en gewerkt mogen nog kinderen adopteren.
(Photo by Niko Lienata)