Financiën

Er waren verschillende organisaties die adoptie uit Indonesië regelden (1974-1983). Sommige organisaties gaven inzicht in hun financiële handel en wandel. Van andere organisaties weten we alleen wat ze de ouders in rekening brachten. Omdat er geen regels waren vanuit de Nederlandse overheid, was er ook geen verplichting inzicht te geven in de financiële situatie.
De volgende informatie hebben we kunnen vinden:

Wereldkinderen en BIA

Wereldkinderen en BIA brachten alle ouders een zelfde bedrag in rekening. Het maakte niet uit uit welk land ouders adopteerden. Hoewel adoptie uit sommige landen goedkoper was, betaalden alle ouders samen alle kosten van alle adopties uit alle landen.
Wereldkinderen en BIA bemiddelden ook bij adoptie uit Indonesië. Indonesië was een relatief duur land, met hoge vergoedingen voor de weeshuizen.

Tot 1979: brengen of halen

Voor Indonesië konden de adoptieouders tot 1979 kiezen: óf ze lieten hun kind brengen door een begeleider óf ze haalden hun kind zelf op.

Het kind wordt gebracht
Als ouders ervoor kozen hun kind te laten brengen dan betaalden ze een bepaald bedrag aan BIA. Van dit bedrag regelde BIA alles: de bemiddeling in Nederland, de kosten voor het weeshuis, de kosten voor de juridische procedure in het zendende land, het ticket voor het kind en de begeleiding. Alleen de juridische kosten in Nederland (legalisatie van documenten) moesten de ouders nog zelf betalen.

Adoptieouders halen hun kind zelf op
Als ouders er voor kozen hun kind zelf op te halen, dan betaalde ze het BIA voor de bemiddelingskosten die in Nederland werden gemaakt een vast bedrag. Alle kosten in het land van herkomst (weeshuis, juridische kosten, verblijfskosten, tickets) betaalden de ouders zelf. Ook de juridische kosten in Nederland kwamen hier nog bij.
Het zelf ophalen was duurder dan het laten brengen. Het verschil werd veroorzaakt door de kosten van de tickets. Als ouders hun kind zelf op haalden, betaalden ze de vliegtickets voor henzelf en hun kind. Als ouders hun kind lieten brengen betaalden ze alleen de kosten van het ticket van hun kind (er was een deal met de luchtvaartmaatschappijen dat de begeleiders gratis meevlogen).

Vanaf 1979: alleen nog halen

In 1979 zijn de regels in Indonesië gewijzigd en vanaf dat jaar moesten ouders hun kind altijd zelf ophalen. De keuze om een kind te laten brengen was hiermee vervallen.
In het onderstaande overzicht staan de kosten die BIA in rekening bracht om een kind te laten brengen ook na 1979, nog wel ingevuld, zodat het inzichtelijk wordt hoe snel de kosten stegen. Ouders konden niet meer kiezen voor deze optie, als ze een kind uit Indonesië wilden.

Niet voor elk jaar was het terug te vinden wat de totale kosten waren, als je zelf je kind ging ophalen in Indonesië. Alleen voor 1979 en 1981 was dit terug te vinden. 

Kosten voor de adoptie van een kind

  Kind dat gehaald wordt Kind dat gebracht wordt door begeleider van BIA (incl. alle kosten van bemiddeling en kosten in het land van herkomst en ticket kind)
1975   f 4100 (en per 1 okt f 4250)
1976   f 4500
1977   f 4500
1978   f 4500
1979 voor Indonesië kostte het als beide ouders reisden totaal f 10.500 (f 5000 en de 2e helft van het jaar: f 6000)
1980   (f 6000)
1981 voor Indonesië kostte het als beide ouders reisden totaal f 12.000 (f 6850 en per 1 aug. f 7600)
1982   (f 8900 en per 1 juli 10.000)
1983   (f 11.200)

De kosten nemen enorm toe, maar hier is “niets aan te doen”. Zo wordt opgemerkt:

“Verhogingen waar we weinig tegen kunnen doen: onze kontaktorganisaties in de betrokken landen laten bij de aankondiging van hun donation verhoging fijntjes doorschemeren dat men in andere ontvangende landen zoals de Verenigde Staten of Zweden best bereid is om de verhoging te betalen. En dan staan we dus voor de keus: óf meer donaties óf geen kinderen meer!”

Andere organisaties

Vrijwel alle andere organisaties werkten in Nederland met vrijwilligers en konden de kosten dus veel lager houden. Alleen Kind en Toekomst heeft ook met betaalde krachten gewerkt. Toch betaalden de ouders niet veel minder per kind:

In 1979 kostte adoptie via SOC 5000 gulden

In 1983 kostte een kind uit Indonesië via BANND ongeveer 14.000/15.000 gulden

Geld voor het “weeshuis”

Hieronder staan de gemiddelde bedragen die door BIA aan de weeshuizen werden betaald. Dit zijn de gemiddelde bedragen voor alle landen waar BIA mee werkte. In Indonesië waren deze kosten hoger dan gemiddeld. Deze kosten werden, zo werd gezegd, betaald voor de verzorging van de kinderen. In de periode 1977-1983 was het geld veel meer waard dan nu. Er is immers sprake van inflatie. Zelfs toen werden onderstaande bedragen al als absurd hoog beschouwd. Naast deze kosten werden ook nog juridische kosten in rekening gebracht. Deze kosten staan niet in onderstaand overzicht.

 Vergoeding voor het kindertehuis
1977

1978

1979
1980 1981 1982 1983
door BIA (gemiddeld alle landen) f 1507 f 1507 onbekend onbekend f 4000 f 4240 f 4900
Kasih Bunda (Indonesië)           f 6000  

Winst

Bij het bekend maken van de cijfers geeft het BIA zelf al aan dat de kosten eigenlijk te hoog zijn. De kosten zouden niet hoger hoeven zijn dan 3500 gulden. Toch betaalt ook het BIA meer.
Een gemiddeld en goed salaris in Indonesië was toen 1000 gulden per jaar, dus minder dan 100 gulden per maand. Gemiddeld verbleef een baby 2-4 maanden in het “weeshuis”. Het idee dat dit meer dan 4 jaarsalarissen kost is niet reëel. Een medisch specialist verdiende 10.000 gulden per jaar in Indonesië in die tijd. Het BIA berekent dat weeshuizen tot wel 100.000 tot 200.000 gulden per jaar overhielden. Hier was geen verklaring voor. Ze maakten gebruik van eenvoudig personeel met een eenvoudig salaris. Dit betekent dat er enorm verdiend is door de “weeshuizen” en bemiddelaars. Veel “weeshuizen” zijn gestopt na de adoptiestop en sommige bemiddelaars zijn geëmigreerd naar de USA of Nederland. Sommige vroedvrouwen wonen in prachtige huizen.

Subsidie

Het BIA ontving subsidie van de Nederlandse overheid. Ze konden hierdoor als een van de weinige organisaties met beroepskrachten werken. Het was de bedoeling dat het BIA op termijn alle adopties zou gaan regelen zodat er mee controle kon komen en misstanden zouden kunnen worden voorkomen. De overheid zag liever één centrale organisatie dan veel kleine organisaties. Juist doordat er meerdere organisaties waren, en de vraag naar kinderen erg hoog was, ontstond er een rare concurrentiestrijd, en werd er steeds meer geld gevraagd voor een kind. Ook werkten veel kleine organisaties met vrijwilligers en was er geen zicht op de kwaliteit. De subsidie kwam indirect ook ten goede aan de mensen die steeds meer geld vroegen voor de kinderen en hier goed aan hebben verdiend. De overheid controleerde dit niet en stelde geen regels om dit te voorkomen.

Het BIA kreeg opstartsubsidie en begin 1976 is door het BIA met het ministerie afgesproken dat er subsidie werd gegeven voor 12 betaalde krachten. Hierbij is uitgegaan van 500 bemiddelingen per jaar. Op basis hiervan is de subsidie vastgesteld. In 1976 begon BIA met 17 beroepskrachten (een aantal van hen werkt in deeltijd). Dit waren 13 vrouwen en 1 man in de vooral uitvoerende functies en 3 mannen in de leidinggevende functies.
In 1978 en 1979 waren er al 21,5 medewerkers Er waren meer bemiddelingen, maar BIA kreeg niet meer subsidie. Integendeel.

Terugbetaling van subsidie aan het ministerie

Hoe meer adopties door het BIA werden geregeld, hoe meer subsidie terug moest worden betaald aan het ministerie van Justitie.
Het Ministerie van Justitie had voor deze constructie gekozen om te voorkomen dat BIA voor de financiering afhankelijk zou worden van de “opbrengst” van het plaatsen van kinderen. Als BIA alleen geld zou krijgen per geplaatst kind, dan zou het BIA meer “verdienen” als er meer kinderen geplaatst worden. Deze prikkel (meer kinderen = meer geld) is niet goed. Dit kan er immers (onbewust) toe leiden dat je het niet meer zo nauw neemt met de regels.

Om deze reden kreeg het BIA subsidie van het Ministerie. Als er geen kinderen zouden worden geplaatst, dan mocht het BIA al de subsidie houden. Op het moment dat er wel kinderen werden geplaatst, vond het Ministerie het logisch dat de adoptieouders zelf voor hun kind mee betaalden. Het BIA moest daarom 750 (later 800 en 850) gulden in rekening brengen bij de adoptieouders, en dit bedrag terug betalen aan het Ministerie. Dit bedrag werd dus van de subsidie afgetrokken.

  Subsidie Na aftrek Feitelijke subside per kind Totaal aantal kinderen via BIA
1975    ongeveer 300.000    
1976    ongeveer 300.000   582
1977 f 873.651 f 354.951 f 530* 679
1978 f 937.937 f 385.937 f 560* 703
1979 f 990.400 f 483.000 f 698 692
1980 onbekend f 542.600 f 850 638
1981 n.v.t. f 200.000 (geen aftrek) f 321 624
1982 n.v.t. f 75.000 (alleen voor voorlichting)   596
1983 n.v.t. f 75.000 (alleen voor voorlichting)    

* Soms hoefde voor een kind de subsidie niet terug te worden betaald. Hierdoor is dit bedrag net iets anders dan wanneer je het zou berekenen (subsidie gedeeld door het aantal kinderen)

Projecthulp

Een klein deel van de uitgaven van het BIA ging de eerste jaren ook naar projecthulp. Ook hier was kritiek op: adoptie was al zo duur, waren de adoptieouders ook nog verantwoordelijk voor het land van herkomst? De projecthulp werd verdedigd door er op te wijzen dat wat met projecthulp werd gedaan uiteindelijk ook ten goede kwam aan adoptie: Zo werd met projecthulp in Jakarta een opvanghuis gebouwd (Pondok Pelangi). Door de bouw van dit opvanghuis kwamen er op termijn meer baby’s beschikbaar.

Kritiek op de kosten

De kritiek op de hoge kosten blijft een terugkerend thema. Hoe kan het dat de kosten in Indonesië hoger zijn dan in Nederland? Terwijl de kosten van levensonderhoud daar veel lager zijn dan in Nederland? In 1977 is er een uitzending van de NCRV waarin de hoge kosten en het “lage aanbod” van kinderen wordt bekritiseerd. Het BIA reageert hierop en probeert uit te leggen waar het geld voor nodig is.

Concurrentie

In 1983 waren de kosten die het BIA gemiddeld voor een kind betaalde aan de weeshuizen (alle landen samen) gemiddeld f 4900. De kosten konden in sommige landen oplopen tot wel f 7000 per kind. “zouden we zo’n hoog bedrag weigeren te betalen (zelfs erover onderhandelen is een riskante zaak) dan zegt men doodeenvoudig dat de Zweden of Amerikanen er meer voor over hebben -soms zelfs het dubbele- en gaan de kinderen daar heen.

Het BIA probeert in 1981 in Wageningen en in 1982 in Osnabruck op conferenties met organisaties uit andere Europese landen afspraken te maken over de prijs, zodat de organisaties niet tegen elkaar worden uitgespeeld, maar dit lukt niet. De Scandinavische landen willen zoveel mogelijk kinderen plaatsen en willen geen maximum prijs afspreken.

Armoede als reden een kind af te staan

In het boek “Adoptie uit de kinderschoenen” van Rene Hoksbergen en Hans Walenkamp wordt het volgende voorbeeld beschreven:

“Het betreft een echtpaar dat enkele jaren geleden in Soerabaja was voor de adoptie van een kindje. Op zekere dag werd hun daadwerkelijk een kind aangeboden. Een vader verscheen in tranen bij hun logeeradres en bood zijn dochtertje van twee jaar aan. Hij kon er onmogelijk langer voor zorgen. Zijn vrouw was overleden, en hij moest voor het gehele gezin werken. De noodzakelijke oppas kon hij niet betalen. De grootouders en andere familieleden woonden te ver weg om te kunnen helpen. De reactie van de Nederlanders: “Op zo’n moment ga je echt door de grond, omdat al wat je op straat al zag en dacht ineens pijnlijk tastbaar wordt. Wij hebben met behulp van een tolk vrij lang met hem gepraat. Wat zou hij nodig hebben om zijn gezin en kinderen wel bij elkaar te houden? Dat bleek zo’n 50 gulden per maand te zijn. Om kort te gaan, wij gaven hem een voorschot voor drie maanden en hebben nu nog steeds, bijna drie jaar nadien, goed contact. De vader heeft met wat extra hulp een fiets aangeschaft, een ander “huis” gehuurd, een baan en…hij heeft zijn gezin nog bij elkaar.” Dit echtpaar koos er bewust voor een aangeboden kind niet te adopteren omdat het dan ten onrechte zou worden gescheiden van de rest van het gezin. Een betrekkelijk kleine financiële bijdrage was voldoende om het gezin bij elkaar te houden.”

Van de bijna 7000 gulden die in 1981 voor adoptie werd betaald, zou met 50 gulden per maand een gezin 140 maanden, dus bijna 12 jaar, kunnen worden ondersteund. Met de 11.200 gulden die in 1983 werd betaald zou een gezin meer dan 18 jaar kunnen worden ondersteund.

Volgens het Nederlandse recht mocht de financiële situatie geen reden zijn om over te gaan tot adoptie. In de Vreemdelingencirculaire werd nadrukkelijk bepaald dat het niet de bedoeling is dat kinderen die in het land van herkomst in minder gunstige materiele omstandigheden leven, uitsluitend om deze reden naar Nederland komen.

Het BIA schrijft in 1981 over de situatie in Indonesië: “U wilt uw kinderen vooral ook later, als ze vragen hebben, toch steeds met recht kunnen blijven zeggen dat ze in hun land geen redelijke kans op een goede toekomst hadden en dat daar ook op een andere wijze bijvoorbeeld door financiële sponsoring niets aan te doen was? Bovendien mag onze vreugde niet het verdriet van andere ouders zijn. De situatie op dit moment is echter dat er een jacht op kinderen is en een jacht op ouders met beginseltoestemming (die in een aantal gevallen onvoldoende op de hoogte zijn van wat er zoal in “adoptieland” te koop is.”

Toch gaat ook BIA door met adoptie uit Indonesie. 


Financiële tegemoetkoming voor de ouders

Belastingaftrek

Adoptieouders maakten veel kosten bij de adoptie van een kind uit het buitenland. De overheid besloot om deze reden hen financieel te ondersteunen, door de kosten aftrekbaar te maken voor de belasting.

Vanaf 1971 mochten de volgende kosten afgetrokken worden van de belasting:

  • De kosten van de adoptieprocedure in Nederland
  • De reiskosten van hun kind (in ruime zin).

Vanaf maart 1978 werd dit uitgebreid:

  • Voor kinderen die via BIA naar Nederland kwamen, was ook de helft van de bemiddelingskosten die aan het BIA betaald moesten worden aftrekbaar (brief nr. 278-875 d.d. 1 maart 1978 belastingdienst). Dit was een forfaitair bedrag van 2250 gulden. Er werd gelobbyd het aftrekbare bedrag te verhogen tot 2/3 van de bemiddelingskosten.

Door de sterke lobby van Wereldkinderen en BIA werd vanaf 28 juni 1979 (of 1 januari 1979) de mogelijkheid om de kosten van de adoptie af te trekken van de belasting, aanzienlijk verruimd. Vanaf 1979 mochten ook de volgende kosten worden afgetrokken:

  • De reiskosten die de adoptieouders maakten om hun kind in het buitenland op te halen, en
  • de kosten die gemaakt werden voor de adoptieprocedure in het buitenland.

De kosten moesten hoger zijn dan een bepaald drempelbedrag, voordat de kosten aftrekbaar waren.
Zie hier een voorbeeld van aftrekkosten van na 1979 >>

Subsidie van 3700 euro (8140 gulden)

Rond 2009 werd de belastingaftrek afgeschaft. Naar aanleiding van een motie van kamerlid van der Vlies, kregen ouders ter compensatie een tegemoetkoming in de kosten >> 

Op 6 juli 2011 werd de wet hiervoor gewijzigd en kon iedereen die een kind had geadopteerd na 1 januari 2009 een tegemoetkoming aanvragen. Deze tegemoetkoming werd als volgt gemotiveerd in de Memorie van Toelichting: “De regering wil adoptiefouders tegemoetkomen omdat de kosten van een interlandelijke adoptie (zeer) fors kunnen zijn.”
De ouders kregen voor elk kind 3700 euro, dit bedrag werd elk jaar geïndexeerd.


Betaald verlof

Ambtenaren die een kind willen adopteren konden betaald verlof krijgen om een kind te gaan halen. Dit betaald verlof was mogelijk voor maximaal 1 maand om een kind op te halen, en 5 dagen om procedurele zaken te regelen als het kind werd gebracht. 


Tegemoetkoming voor geadopteerden die slachtoffer zijn van illegale adoptie

Dit staat in schril contrast met geadopteerden die op zoek gaan naar hun roots of zelf onderzoek doen naar hun (illegale) adoptie. Deze kosten zijn niet aftrekbaar. Zij krijgen geen betaald verlof of tegemoetkoming in de kosten.

Hoe nuttig was deze informatie?

Jammer dat je deze informatie niet zo nuttig vond

Help ons dit te verbeteren

Wil je feedback geven?

error: