Matching
Als er ouders voor een kind worden gezocht, is het belangrijk dat er sprake is van een “match”.
Het was altijd het idee om adoptieouders te zoeken die goed bij het kind passen. Hiervoor werd gekeken naar lichamelijke, intellectuele en religieuze kenmerken. (Simon, R.J. en H. Altstein Transracial adoption, New York, Wiley, 1977) Het was de bedoeling dat deze kenmerken zoveel als mogelijk overeenkwamen. Dit werd “matching” genoemd.
Om dit goed te kunnen doen moest veel informatie bekend zijn over het kind. Wie zijn de biologische ouders? Wat zijn hun lichamelijke, intellectuele en religieuze kenmerken? Zijn er bijzondere omstandigheden? Vervolgens werden er adoptieouders gezocht die vergelijkbare kenmerken hadden.
Interlandelijke adoptie
Met internationale adoptie zijn de ideeën die bestonden ten aanzien van “matching” gewijzigd. De manier waarop tot dan toe altijd werd gematched, werd losgelaten.
De lichamelijke kenmerken van het buitenlandse kind waren immers sowieso al anders dan die van de ouders in Nederland die zich hadden aangemeld voor adoptie. Ook de religieuze achtergrond was vaak anders. Veel kinderen uit Indonesië hebben bijvoorbeeld een moslim achtergrond, terwijl de adoptieouders juist vaak christelijk waren. Ook de weeshuizen in Indonesië hadden, als er sprake was van een religieuze achtergrond, een christelijke achtergrond en vroegen soms juist expliciet om christelijke ouders.
Naar de intellectuele achtergrond van de Indonesische ouders werd nooit echt doorgevraagd. In geen enkele dossier is te zien dat er een poging werd gedaan Nederlandse ouders te zoeken met dezelfde intellectuele achtergrond. In sociale rapporten werd soms zelfs neerbuigend over de biologische ouders geschreven. “Matching” zoals men dit gewend was vond dus niet plaats.
De adoptie-organisaties geven desondanks aan dat de matching zorgvuldig plaatsvindt. Wat werd hier mee bedoeld?
Formulier
Hier werd mee bedoeld dat de toekomstige adoptieouders een formulier kregen waarop ze konden aangeven wat hun wensen waren. Wilden ze een jongen of een meisje? Hoe oud moest het kind zijn? Uit welk land? En niet te vergeten: Was er een voorkeur voor huidskleur ? Mag het negroïde zijn?
Bekijk hier het formulier voor matching>>
Huidskleur
Bij de organisaties in Indonesië zien we in correspondentie dat er soms “mooie lichte” kinderen worden aangeboden.
In 1978/79 doet het BIA onderzoek: 18% van de aanstaande ouders wil een zo min mogelijk gekleurd kind. Slechts 3,2% kiest een negroïde kind. Dit alles omdat de ouders zich zorgen maakten over eventuele discriminatie in Nederland.
Wel vreemd. Als er kinderen gered moeten worden, is het feit dat kinderen wellicht gediscrimineerd zullen worden voldoende voor de conclusie dat zij dan maar in ellende omstandigheden moeten achterblijven? Voorkom je hiermee discriminatie? Of is dit discriminatie?
De organisatie Flash geeft ouders bewust niet de keuze welke huidskleur hun kind “mag” hebben.
Jongen of meisje?
Uit de cijfers blijkt verder dat de meeste ouders een meisje wensen.
“Wij willen beslist een meisje”, krijgen de adoptieorganisaties veel vaker te horen dan: “wij willen alleen een jongen” of “het geslacht doet er voor ons niet toe”, zo merkt een adoptieorganisatie op. Het aantal echtparen met een voorkeur voor een meisje is 5x groter dan het aantal echtparen die een voorkeur hebben voor een jongen.
Leeftijd
Opvallend is het groot aantal aanvragen voor meisjes van drie jaar of ouder, zo geeft het BIA aan. Ouders die een meisje van drie jaar of ouder wensen, staan erg lang op de wachtlijst. Er zijn niet veel meisjes in deze leeftijdscategorie beschikbaar.
Er zijn maar weinig ouders bereid een ouder jongetje op te nemen. BIA vraagt de ouders goed na te denken. Waarom wil men een meisje? Wat zijn de verwachtingen?
Als we lezen over kinderen die zijn ontvoerd om voor adoptie te worden afgestaan, dan betreft dit voor zover ons bekend, meisjes van drie jaar of ouder…